Europees Hof maakt weg vrij voor Nederlandse transportverzekeraars
Procedure aangespannen door Amlin Europe
Goed nieuws voor transportverzekeraars in ons land, stelt advocaat Carlijn ten Bruggencate. Het Europees hof deed onlangs een uitspraak die na tien jaar de weg weer vrij maakt voor vervoerdersaansprakelijkheidsverzekeraars om de te vergoeden schade fors te beperken. Het Nederlandse rechtssysteem bood vervoerdersaansprakelijkheidsverzekeraars jarenlang een goede tool om aansprakelijkheid van hun verzekerde voor schade te beperken. Daarmee konden zij een positieve invloed uitoefenen op de onder de polis verschuldigde uitkering. Dit gereedschap bestond eruit om na een schadegeval in Nederland een zogenoemde verklaring van recht-procedure te beginnen, die doorgaans eindigde in een mild oordeel over aansprakelijkheid van de verzekerde. Die Nederlandse procedure verhinderde dat een benadeelde een vordering kon instellen in een ander land, zoals Duitsland, waar vaak veel ongunstiger wordt gedacht over aansprakelijkheid voor schade tijdens transport. In 2003 verzon de hoogste Duitse rechter een manier om deze tool te omzeilen. Jarenlang werden verzekeraars daardoor gedwongen om meer uit te keren dan zij anders zouden hebben moeten doen. In een door Amlin Europe gestarte procedure heeft het Europees Hof van Justitie de Duitse rechter in december 2013 teruggefloten. De weg naar de verklaring van recht-procedure is nu weer vrij.
Nationale maatstaven
Op overeenkomsten van internationaal wegvervoer is in ‘groot Europa’ het zogeheten CMR-verdrag van toepassing ; een verdrag over de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg dat veel zaken uniform regelt. Rech-ters in de verschillende CMR-landen moeten de mate van aansprakelijkheid van een wegvervoerder voor schade of verlies van goederen tijdens transport echter vaststellen aan de hand van hun eigen, nationale maatstaven. En die lopen flink uiteen. Bij een transport van elektronica kan het gebeuren dat een vervoerder volgens Duitse maatstaven aansprakelijk is voor een paar ton, terwijl een Nederlandse rechter hem aansprakelijk acht voor € 20.000. Op grond van het verdrag zijn rechters in meerdere landen bevoegd om over aansprakelijkheid te oordelen. Er mag echter maar op één plek over een schadegeval worden geprocedeerd. Wordt een tweede rechter aangezocht over hetzelfde geval, dan moet die zich onbevoegd verklaren. Dat leidt bij schades tot een ‘rush to the courts’ door goederenverzekeraars enerzijds en vervoerdersaansprakelijkheidsverzekeraars anderzijds in een poging om een zo gunstig mogelijk vonnis te krijgen.
Nederlandse rechters
Nederland is een vervoerdersvriendelijk land, want rechters hier houden vervoerders doorgaans maar beperkt aansprakelijk. Vervoerdersaansprakelijkheidsverzekeraars leggen een geschil dus graag aan een Nederlandse rechter voor. Dat doen zij door hier een zogenoemde verklaring van recht te vragen aan een rechtbank dat ze voor een ontstane schade niet of slechts beperkt aansprakelijk zijn. De ladingeigenaar – of goederenverzekeraar – wordt zo gedwongen om in diezelfde Nederlandse procedure schadevergoeding te vorderen. Hij had dat in veel gevallen veel liever in bijvoorbeeld Duitsland gedaan, waar de kans om een flink hogere vergoeding te krijgen aanzienlijk is. Vanwege deze uiteenlopende oordelen werd het in Nederland zeer gebruikelijk om zo’n verklaring van recht-procedure te starten, en slaagden veel aansprakelijkheidsverzekeraars erin om de te vergoeden schade beperkt te houden. Het Duitse Bundesgerichtshof stak in 2003 echter een stokje voor deze strategie. Het liet ladingeigenaren en goederenverzekeraars toe om in Duitsland alsnog een twee procedure te beginnen om (hogere) schadevergoeding te krijgen, ondanks een eerdere Nederlandse procedure of zelfs een Nederlands vonnis. Daardoor verminderde het aantal verklaring van recht-procedures in Nederlands-Duitse verhoudingen en moest vaker een veel hogere schadevergoeding worden betaald.
Procedure Amlin
In 2007 deed zich tijdens een transport van Nederland naar Duitsland verlies van bijna een hele zending elektronica voor. Het oordeel over de te vergoeden schade daarvoor van de Nederlandse en de Duitse rechter was naar verwachting zo verschillend, dat Amlin als aansprakelijkheidsverzekeraar van de betrokken vervoerder besloot toch een verklaring van recht-procedure te starten in Nederland. Dat slaagde; de verzekerde werd slechts beperkt aansprakelijk gehouden. De verzekeraar van de lading startte desondanks een procedure in Duitsland, waartegen Amlin zich hevig verzette. De betrokken rechtbank twijfelde aan de eigen ‘Duitse leer’, en vroeg om opheldering aan het Hof van Justitie van de EU. Dat deed in december 2013 uitspraak. Het Hof oordeelde dat een eerdere verklaring van recht-procedure zowel op grond van Europese beginselen en wetgeving als op grond van het CMR-verdrag in de weg staat aan een latere procedure tot vergoeding van schade over dezelfde kwestie. Met haar uitspraak maakt het Europees Hof de weg na tien jaar weer vrij voor vervoerdersaansprakelijkheidsverzekeraars om in Nederland verklaring van recht-procedures te starten en de te vergoeden schade zo fors te beperken.
Carlijn ten Bruggencate is advocaat en partner bij Cox Ten Bruggencate Advocaten.